Van brutale spring-in-’t-veld naar lieve wijze bejaarde koe…
Eeuwige pink, oudste vrijster van Familie Bofkont…
Trotse draagster van geen oormerken…
Bovenstaande regels schreef ik 9 jaar geleden op 11 maart.
En meer want over Brutale Griet raakte ik niet gauw uitgepraat. En nog steeds niet. Negen jaar geleden viel ze om van ouderdom. Zomaar. De schok was groot. Gauw een hekje om haar heen geïmproviseerd bij wijze van ziekenboeg; in godsnaam geen drukke varkens in haar buurt.
We stonden verslagen om haar heen. Mozzarello (2 jaar), Herman (3 jaar) en levensvriendin Rosamunde (15 jaar). Rosa kon het niet bevatten. Dat was het ook niet.
Een paar dagen later keken Zeus & Herman de ophaalwagen na tot hij he-le-maal uit zicht verdwenen was.
Rosamunde stond om het hoekje, ze kon het niet aanzien. En ik kon nauwelijks naar háár kijken, zoveel pijn, zoveel ontreddering, ik krijg het er nu – 9 later – nog koud van. In een paar dagen tijd leerde ik meer over koeien dan in al die jaren daarvoor.
Laat niemand ooit nog zeggen dat koeien domme beesten zijn.
#kalfjes #koeien #ouwevrijster
o jee, nu ben ik boerin
Maandag 12 mei 1997. Vandaag is de grote dag. Nee, ik ga niet trouwen. Ik ga iets veel leukers doen. Al bijna twee jaar lang ben ik in de weer met een dameskoevoet en plamuurmes. Ingedroogde stront van honderd jaar her uit de koeienstal krabben. Gipsplaten plafonds wegbreken terwijl het gemummificeerde muizen op m’n hoofd regent. Elke spin eigenhandig naar buiten brengen. Stallen uitsteken. Honderdveertig keer de grofvuilwagen van Amstelveen bestellen. ‘s Nachts de Amsterdamse stoepen afstruinen op zoek naar afgedankte bouwmaterialen.
En nu ga ik twee kalfjes halen.
De boer weet al welke twee het zijn. ‘Geen oormerken en niet onthoornen,’ heb ik gevraagd. ‘Wil je niet veel liever elk jaar een paar nieuwe? Dan haal ik ze in het najaar op en breng ik je in het voorjaar weer twee kleintjes. Dat vinden de mensen veel leuker.’ Maar dat vind ik helemaal niet leuk. Integendeel. Ik wil mijn kalfjes oude koeien laten worden. Zo oud als maar kan, met grijze haren. Daar verheug ik me juist zo op.
En dan ga ik ‘s nachts bij ze slapen. Ik kan me niets romantischer voorstellen dan een los hoes, zoals ik wel op schilderijen zag. ‘Maar wat ga je dan met ze doen?’ vraagt de boer. ‘Nou niks. Ze gaan voor zichzelf leven. En ze hoeven me er niets voor terug te geven. Geen dankbaarheid en ook geen melk.’ De boer kijkt me aan of hij water ziet branden.
Eerst koffie en dan naar de kalfjes. Ik heb nog nooit zo snel gedronken. In het gras staat een rij kalverhutjes. De korte uitloopjes worden begrensd door een halfrond hek. Ieder kalf een eigen huisje. De meeste kalfjes staan buiten. Ik loop achter de boer aan. Welke zouden het zijn? Dan stopt hij bij een fors kalf met een raar kort staartje. Deze. Een heel gewicht, zie ik, als de boer haar omhoog sjort. Met het kalf in zijn armen loopt hij steunend met doorgezakte knieën naar mijn busje toe.
Het andere kalfje is nog binnen op stal, ze is gisteravond geboren. Daar ligt ze, moederziel alleen. Ook zwart-wit, maar veel kleiner dan het andere kalf en met een roze neusspiegel. Ze maakt een verloren indruk en wat ruikt ze vreemd. ‘Diarree,’ zegt de boer.
Als ik de klep van het busje open, valt het eerste kalf er bijna uit. Na een hoop geduw en gedoe staan ze dan toch alletwee in het busje te wiebelen op hun hoge dunne benen. Ondanks de dikke laag stro gaan ze niet liggen, heel voorzichtig rijden dus. Ik schijn geen kalfjes te mogen vervoeren. Dan maar een sluiproute binnendoor via het pontje over de Amstel. De zon schijnt op het water. De kalfjes staan onwennig voor zich uit te kijken. Ik voel me ook raar. Een langgekoesterde wens is in vervulling gegaan.
De eerste dagen zijn ze afstandelijk. Het kleintje, Rosamunde, is niet goed. Ze krijgt spuiten van een kribbige veearts. Ik moet poedermelk met water aanlengen, maar het lukt me niet haar aan het drinken te krijgen. Dan komt er een buurboer langs. Met zijn knie duwt hij haar tegen de wand en dwingt haar kopje de emmer in. Nee, zo wil ik het niet. ‘Maar ze zal toch moeten drinken,’ zegt de boer.
Dan haalt hij twee flessen van huis met enorme spenen. ‘Nog van vroeger.’ Nu kan ze zuigen. En dan gaat het goed. Het forse kalf, Brutale Griet, vindt de fles ook veel fijner. Ze staan te dansen als ik weer kom. Wanneer ik op een avond uit het raam naar ze kijk, schiet ‘t door me heen: ik ben iets aangegaan en er is geen weg terug…
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland
https://familiebofkont.nl/boek-bestellen