Bert komt van de berenboerderij. Nee, niet zo’n boerderij waar ze bruine beren houden. Stel je voor. Die gekooide stakkers met een gat in hun buik, waar gal uit getapt wordt voor de productie van shampoo of wijn. Waar? China. Waar anders?
De berenboerderij van Bert gaat over varkens en staat in Friesland. Ik raak er verzeild door mijn familiegeschiedenis. Dat komt zo. Mijn opa had in de vorige eeuw (1927) een varken, Betsie. Als Betsie berig was, moest ze naar de berenboer. Die hield beren om alle zeugen uit de buurt te dekken. De berenboer woonde drie kilometer verderop. Klusje voor mijn vader, een ventje van tien, om Betsie naar de beer te brengen. Betsie wist precies waar haar vrijer woonde; achter het witte huisje van Wilde Sjouk, aan de rand van het bos. Daar aangekomen sprong Betsie altijd over de sloot om eerst nog even in haar tuintje te wroeten. Dan smeet de kribbige weduwe de keukendeur open. Met de handen in de zij raasde en tierde ze net zolang tot mijn vader Betsie weer in het gareel had. Snel liep hij dan weer met zijn stokje achter de kolossale zeug aandoor het bos naar de berenboer. Als Betsie gedekt was, gaf de boer hem een berenbriefje mee. Een papiertje met de datum van dekking. En dan ging het weer op huus an. Mijn opa stond al op de uitkijk. ‘Zo Broertje, ben je daar weer mien jong?’ Betsie kreeg te drinken en plofte neer in het stro, moe maar voldaan. Na drie maanden plus drie weken plus drie dagen ging mijn opa bij haar in het stro liggen. Betsie had haar werpnest op orde, het wachten was op de biggen. Opa krabde Betsie achter de oren, streek over haar buik en knorde haar bemoedigend toe. Net zo lang tot de laatste big geboren was. Dat waren nog eens tijden.
Betsie stierf rond 1930 aan de vlekjesziekte. Haar dood was een dag van rouw. Opa begroef haar achter de schuur. 75 jaar later wijst mijn vader me de plek van Betsie’s graf aan. En dan wil ik het huisje van Wilde Sjouk ook zien. We rijden de route die hij vroeger met Betsie te voet ging. Het huisje van Wilde Sjouk staat er ook nog.
Na de dood van mijn vader (2007) ontdek ik een boek met foto’s. Opa en oma Westerhof staan er in met hun twee jongens; Hendrik en Broertje (later Herman genoemd). En daar is Wilde Sjouk en de beren- boer in de avondzon voor zijn boerderij. Prachtige beelden uit lang vervlogen tijden.
Op Google Earth zie ik dat er op de plek van de berenboerderij nog steeds varkens gehouden worden. Dat moet ik zien. Waar Betsie vroeger een spannende date met de beer had, moeten de 600 fokzeugen het nu met kunstmatige inseminatie doen. Mark, de tienjarige zoon van de varkenshouder hangt aan mijn lippen. ‘Familie Bofkont? Varkens masseren? Dat wil ik ook! Mag ik mee?’
Ik krijg een wild plan. Sinds kort heb ik de beschikking over een stukje oerbos op de Zuidas. Hoe zou ‘t zijn om daar iets te gaan doen, geïnspireerd op Betsie en het bos van de berenboer? Een soort ‘tuinpad van mijn vader’, maar dan anders. Ik zie het al helemaal voor me. Maar tussen droom en daad staan wetten en praktische bezwaren. Ik krijg het maar niet van de grond. Loslaten. Dat probeer ik nog steeds.
Mark snelt ons vooruit de kraamstal in. Trots toont hij de biggetjes van zijn vader. ‘Deze papa?’ Zijn vader knikt. En dan overhandigt Mark mij twee biggetjes: Broertje en Wilde Sjouk.
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland
https://familiebofkont.nl/boek-bestellen