‘Weet u het zeker?’ vraag ik aan de inspecteur van de Dierenbescherming. ‘Ja. Woest en zwart. Een beer. Zeker weten.’
Het is vrijdag 19 november 2006. Weer is er een hangbuikzwijn gedumpt. Deze keer in een bos bij Goirle. En als ik het niet kom halen, wordt het dezelfde middag nog afgeschoten. ‘Alleen vangen en vervoeren he?’ Ik herhaal het nog maar eens. ‘Opnemen niet.’ Maar de Dierenbescherming heeft al een adres geregeld. ‘Mooi zo’, zeg ik. ‘Dan komen we er aan.’
Ik bel dierenarts P. het adres door. D. is al onderweg naar de boerderij. lk doe nog even snel een rondje op het erf. De bofkonten liggen lekker in het stro of lopen verderop in het land. Nog even hier en daar een waterbak vullen. Opschieten. Het is al vroeg donker en dan kunnen we niks meer in zo’n bos. Daar is D. ‘Heb jij de brancard al in de bus gelegd?’ Dat heb ik. Op naar Brabant.
Aan de rand van het bos staat een groepje opgewonden mensen. Spannend, een varken vangen. ‘Vrijwilligers van de Dierenbescherming’, zegt de inspecteur. Ik zie P. kijken. Alsjeblieft geen pottenkijkers. ‘Waar zit het varken?’ vraagt hij. De inspecteur wijst een kant op. Dierenarts P. maant iedereen tot stilte. De vrijwilligers banjeren door de dorre takken heen en praten er vrolijk op los.
In de verte zien we een groot zwart ding wegschieten. Waarheen? Goede vraag. ‘Hé, moet je kijken,’ zeg ik, als we bij de plek komen waar we het varken in de verte zagen scharrelen. Allemaal takjes, mos en bladeren op een hoop. ‘Dit lijkt wel een ketel.’ Ineens geroep. ‘Daar gaat ie!’ Iedereen begint in het wilde weg te rennen. ‘Stop!’ roept P. ‘Hier blijven! Niet rennen! Niet schreeuwen!’ Maar het kwaad is al geschied. Nu kunnen we opnieuw beginnen.
D. en P. gaan op onderzoek uit. Ik blijf bij de rest. Fluisterend leg ik uit wat het behelst om een varken te vangen. ‘Als we hem nu niet te pakken krijgen, is het einde oefening. Er mag geen takje knappen. Een varken hoort en ruikt alles.’ Onderwijl drijf ik de vrijwilligers voorzichtig op richting auto’s. Die staan geparkeerd bij een maisveld. Aha. Daarom is het varken zo dik.
D. en P. komen terug. Ze hebben het zwijn in het mais gespot. Er zit niks anders op dan wachten. We staan achter een dikke boom, roerloos te kleumen in het vochtige novemberbos. Het schemert al. Net als ik denk die komt niet meer terug, gebeurt het toch. Als het zwijn in zicht komt, kan ik nauwelijks een gil onderdrukken. Een hoogdrachtig vrouwtje! De spenen slepen al over de bosgrond. Nu snap ik alles. Haar omvang en die ketel (werpnest) in aanbouw. Daarom is ze teruggekomen. Ze staat op het punt van werpen.
We overleggen vliegensvlug. ‘Door de narcose zal geen big het redden,’ waarschuwt P. Maar is er keus? Als deze moeke afgeschoten wordt, blijft er helemaal niemand meer over. P. laadt zijn verdovingsgeweer. Na drie pijltjes gebeurt er nog niks. Het vrouwtje zit vol adrenaline en geeft zich niet gewonnen. Ze vecht voor het leven van haar ongeboren biggen. Pas als ze de dosering binnen heeft voor een zwijn van ruim 200 kilo – we schatten haar op 80 – wankelt ze om. En nog moet P. met de hand bijspuiten.
De volgende dag bevalt de Brabantse Moeke van acht kerngezonde biggen. Waar? Op Het Beloofde Varkensland natuurlijk!
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland
https://familiebofkont.nl/boek-bestellen