‘Wat een kleintje. Zo klein zie je ze nooit. Ik geef het weinig kans’, zegt de veearts. Dierenarts P. is op reis, dus heb ik er een plaatselijke veearts bij geroepen. ‘En als ie het al redt wordt het zo’n rare, met een hele grote kop en een veel te klein lijf. Niks waard voor de productie. Maar dat maakt voor hier niks uit natuurlijk. Nou ja, je kunt het altijd proberen. Maar reken nergens op.’
Het is geen hij. Het is een zij. Dit kalfje is een maand te vroeg geboren. Ze heeft een zware longontsteking. ‘In de laatste maand van de dracht worden de longen gerijpt’, doceert de veearts, ‘en die maand heeft ze gemist. Wat doen we? Behandelen dan toch maar?’ Ik knik heftig. Natuurlijk behandelen.
Kleintje is bij een buurboer geboren. Hij dacht dat het wel iets voor mij zou zijn. ‘Meestal kun je niks meer met te vroeg geboren kalveren’, zegt hij, ‘maar deze heeft zo’n levenslustige blik in zijn ogen. Kom eens kijken.’ Een paar kanjers van ogen met ellenlange rode wimpers en wat botten in een mooi roodbont velletje. Meer is het niet. Maar die blik. De boer heeft gelijk, wat kan dat beestje kijken. Ze is geboren op vrijdag de dertiende. Nou en wat dan nog? Zo kijkt ze je aan. Kom maar op met dat leven.
‘Maar ik hou hem nog een week’, zegt de boer. ‘Eerst kijken hoe ie het doet’. ‘Maar Henk’, protesteer ik, ‘dit is toch niet het eerste kalf dat ik grootbreng’. Maar de boer houdt voet bij stuk. Boeren geven geen minkukels mee. Varkensboeren ook niet. De beste uit de toom krijg ik altijd mee, ze kiezen ze zelf uit. Hartstikke goed die boerentrots, ik snap dat ook maar ik zou dit kalfje het liefst meteen meenemen. De week duurt lang.
Ik ga nog een keer tussendoor kijken. Het kalfje komt overeind op haar wankele pootjes. Ze zuigt op mijn hand. Nou, daar zit genoeg levenskracht in. Ook zie ik dat ze contact probeert te maken met haar buurvrouwtje, aan de andere kant van het schot. Ze kunnen elkaar niet zien, wel horen en ruiken. Pasgeboren kalfjes hebben een geur die met niks te vergelijken is. Ik moet meteen weer aan Brutale Griet en Rosamunde denken. Zo’n eerste keer maakt de diepste indruk. De kalverlucht zit voor altijd in mijn systeem.
Na wat overredingskracht krijg ik de oormerken toch los mee. ‘Maar stel dat je onderweg wordt aangehouden door de AID?’ ‘Dan zeg ik gewoon wat het is, dat ik een vrijstelling heb.’ ‘Maar ik ben wel verplicht te oormerken’, zegt de boer. Daar heeft hij gelijk in. Maar het is toch te dol om dit kalfje te oormerken voor een afstand van nog geen achthonderd meter, en ze er dan bij thuiskomst meteen weer uit te halen? En daar heb ik weer gelijk in.
Iedere ochtend haal ik verse melk bij de boer voor Kleintje. Ik hoef me niet te melden en mag zo uit de melktank tappen. De flessen van Rosa en Griet heb ik uitgekookt en weer doen ze dienst. Kleintje krijgt een VIP behandeling. Heel veel kleine voedingen, dag en nacht. Zo vaak als ze bij haar eigen koeienmoeder gedronken zou hebben. En dan wordt ze toch nog ziek. Doodziek. Kalfjes grootbrengen is niet eenvoudig, zegt P. Het kan zomaar mis gaan.
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland
https://familiebofkont.nl/boek-bestellen