Deze vrijdagmiddag is het zover. D. barricadeert alle tuin-uitgangen naar de Herengracht, want als de big te water raakt, is het einde oefening. Het wachten is op Dierenarts P. ‘Ik sta in de file,’ sms’t hij. De gearriveerde pers drentelt heen en weer voor de uitgeverij. Weer P: ‘opstopping op de gracht.’ Het begint te regenen. Ook dat nog. Ik word bloednerveus. Als het donker wordt kunnen we niks meer. Eindelijk, daar is P. met zijn koffer vol spullen. Een snel interviewtje op de gracht, ‘nee jullie kunnen echt niet mee, helaas,’ en dan installeren we ons met het verdovingsgeweer achter het open raam in de copieerruimte van de uitgeverij. Het eerste verdovingspijltje ketst af. Het tweede is raak, maar met de pluim in zijn bil blijft het hangbuikzwijntje gewoon door eten. We duiken weer onder de vensterbank weg. Nu is het een kwestie van wachten. Inmiddels is het hard gaan regenen.
Een week eerder: Nauwelijks bekomen van het ‘succes fou’ op de Zuidas, werd ik gebeld door een dame van een uitgeverij op de Herengracht. ‘Er scharrelt hier al een paar weken een biggetje in de achtertuinen. We gooien eten, alleen in het weekend is er niemand en dat vind ik zielig ‘Heeft u enig idee…’, begon ik, maar de dame onderbrak me al. ‘Jazeker. Hier achter zitten studenten in de Reguliersdwarsstraat. Volgens mij hebben zij het biggetje hier gedumpt. Maar nu begint iedereen te klagen. Alles wordt vernield. We hebben hier van die speciaal aangelegde borders.’
Eindelijk begint het zwijntje te wankelen. Hij valt een paar keer op zijn rug, maar krabbelt weer overeind. We houden onze adem in. Gaat ie? Ja. Nee. Ja. Nee toch niet. Ja? Ja? Ja! En net als we denken dit gaat lukken, neemt het zwarte zwijntje een spurt en verdwijnt met een noodgang de struiken in.
Na het telefoontje reden we naar de uitgeverij. We inspecteerden de tuinen en de uitgangen naar de Herengracht. De vensterbank van de copieerkamer leek geschikt om P.’s verdovingsgeweer op aan te leggen. Ik stelde het hem voor en dat leek hem een goed idee. Maar eerst het voorwerk nog.
P. en D. stormen de tuin in. Waar is die verdomde big gebleven? De buurtuinen! D. neemt een aanloop en slingert zich over het metershoge hek heen. Oh god, allemaal schuurtjes en kotjes. Die big kan overal zijn. En wat is dat? Nee! Een vijver! Help! Waar is die big?
Na een paar dagen hadden we het hangbuikzwijntje in een routine. We bouwden een strohuisje tegen de frisse herfstnachten. Iedere dag voerden we het zwijntje op dezelfde tijd en dezelfde plek. In het weekeinde gingen we via restaurant Le Pecheur, omdat we vanwege het alarm niet door het pand van de uitgeverij konden.
De big is uit paniek de goede kant opgevlogen. Nooit een big opjagen, maar is er keus nu? P. en D. vallen over muurtjes, glijden uit over spekgladde bladeren, halen hun handen open aan de rozen en als de big klem zit in een struik, gooit Peter zijn jas over hem heen.
De big krijst de longen uit haar lijf. Niks hij. Wéér een meisje. Ze doet me meteen aan Bessie denken. Ze heeft een oormerk in. Fijn dan kunnen we in ieder geval de fokker en mogelijk de dumpers achterhalen. Maar het oormerk is moedwillig beschadigd. De floeperds. Als we het pand aan de voorkant uitkomen, staat de pers nog op de gracht te wachten. ‘Happy end?’ ‘Ja, happy end.’ Dat wel. We zijn er een week druk mee geweest.
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland
https://familiebofkont.nl/boek-bestellen