Willempie
 de ploert van noordwijkerhout

Willempie

Op een dag vind ik een plastic boodschappentas in de buitenstal. Het tasje ligt plat op een oude strobaal. Er beweegt iets. Een bobbel. Voorzichtig voel ik er aan. Ik hoor niks. En dan zie ik het. Een haan! In het tasje ligt een haan op z’n zij. Meteen moet ik aan de boerenschool denken. De kippenleraar zette een haan ‘op slot’. Met een grijns draaide hij zijn vleugels op de rug en haakte ze op de een of andere manier in elkaar. De haan verloor zijn evenwicht, viel om en kon geen kant meer op. Ik voelde zijn vernedering.

Maar wie stopt er nou een haan in een plastic tas? Het verschrikte dier is kletsnat van het angstzweet. Ik breng hem gauw naar het oude kippenhok. Een container op z’n kant met een gammel deurtje. Het ruikt er muf. Ik ben er misschien een of twee keer geweest, eerder had ik er nog niks te zoeken. Bij wijze van zitstok sleep ik een stuk boomstam naar binnen. Snel een bak water en dan naar de winkel voor kippenvoer.

En nu? Hij doet zo vreemd. Als ik vanuit het zolderraampje van de boerderij naar zijn huisje kijk, zie ik hem voortdurend heen en weer sjesen. Steeds dezelfde route. Heen en weer, heen en weer. Die haan wordt knettergek in zijn eentje. Daar moeten vrouwtjes bij. Eén haan op drie kippen is goed, heb ik op de boerenschool geleerd.

Maar hoe kom je aan een kip? Het is zomer 1996. Van Marktplaats is nog geen sprake. Ik bel de kinderboerderij in Uithoorn. Nee, ze hebben niks. Ja er zijn wel kippen, maar die gaan nog niet weg. Wel hebben ze een adres van een mannetje in Noordwijkerhout. Een handelaar, die hun overtollige dieren altijd ophaalt. Op naar Noordwijkerhout dus.

De man draagt een hoedje en loopt me voor naar de achterkant van het huis. Een gewoon huis met een achterom in een gewoon buurtje. Maar dan. Ik kom in een wirwar van aan mekaar geplakte schuurtjes en tochtige hokjes terecht. Overal kratten met beschimmeld brood. Vochtig, donker, poep en pies. Ik durf nauwelijks adem te halen van de stank.

Het duurt even voor mijn ogen aan het duister gewend zijn. De man duwt een schot opzij en stapt met zijn klompen over een stuk hout naar binnen. Overal schieten dieren weg. Hij schopt ze links en rechts aan de kant. Kippen, hanen, cavia’s, konijnen. Vacht en veren aan mekaar geklit van viezigheid. Voor zover ze die nog hebben, tenminste.

De stakkers stuiven alle hoeken in. Af en toe grijpt de man een schreeuwende kip. Deze? En dan smijt ie haar al weer terug. Ik weet niet hoe snel ik er drie moet aanwijzen. Ik wil niet kiezen, doe maar snel, maakt niet uit. Dertig gulden? Best.

‘Daar heb ik nog groot spul,’ wijst de man als we weer in het gangetje staan. Maar ik wil maar een ding. Weg, weg, weg. Zo snel mogelijk. Onderweg komt er een opgewonden getok uit de doos. ‘Stil maar. Straks krijgen jullie een leuke man. Hoeven jullie niet meer bang te zijn.’

De haan is op zijn hoede. Ik zet de doos een stukje bij hem vandaan. Als ik de deksel openzet, draait hij driftige rondjes. Daar springt het eerste kipje al op de rand. Binnen een half uur is de container een gezellig thuis geworden. Ze horen meteen bij elkaar. Willempie, Zwartje, Witje en Bruintje. Nu wonen er dieren op de boerderij. Eindelijk!

 

volgend verhaal


uit het Familie Bofkont Boek – 32ste druk
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland

Familie Bofkont Boek bestellen? mail@FamilieBofkont.nl
Cadeau krijgen? https://FamilieBofkont.nl/vriend