Heb ik het toch weer gedaan! Zeg ik op pagina 144 nog dat ik het nooit meer zal doen, ben ik toch weer door de knieĆ«n gegaan. En nu lig ik achter een muurtje van strobalen net te doen of ik er niet ben. Aan de andere kant liggen 3 zwarte, doodsbange hangbuikbaby’tjes onder een warmtelamp. Van ieder onverwacht geluid en beweging vliegen ze tegen de muren op van angst. Ze moeten wennen aan mijn aanwezigheid. Stem, geur, bewegingen, het getik op mijn toetsenbord, alles doet er toe. Ik forceer niks en geef ze alle tijd van de wereld. Geduld, geduld, geduld.
Hun moeder komt uit een drugspand, ergens in Nijmegen. Tijdens een inval van de politie werd de dierenambulance ingeschakeld. Die namen moeder mee, maar vergaten dat ze zelf nog een ongecastreerde beer in de achtertuin hadden staan. Het gevolg laat zich raden. De drachtige moeder wordt herplaatst, en als er geen gegadigden voor de kleintjes komen opdagen, zullen ze worden geƫuthaniseerd. Het worden 9 biggetjes, waarvan 8 beertjes.
Als ik word ingeschakeld wil ik uitsluitend bemiddelen, niet opnemen. Maar zoals dat gaat, voor je het weet zit je er tot je nek toe in. Ik ken de valkuilen van hangbuikjes. Ze zijn van nature erg schuw en argwanend. Daar moet rekening mee gehouden worden, anders gaat het goed mis.
Als we naar de Betuwe gaan om euthanasie te voorkomen, begint de eigenaar over castreren. Ik schrik ervan. Castratie? Nu al? Terwijl de kereltjes nog bij de moeder drinken en de ontwikkeling van hun basis- vertrouwen afhangt van de rust in het nest? Dan blijkt de vrouw des huizes de dochter van een varkenshouder te zijn. ‘Dat deed vader vroeger ook al heel snel.’ Ik leg uit waarom dat bij hangbuikbiggetjes een heel ander verhaal is en dat ze dierenarts Peter Klaver moeten hebben, omdat hij de enige is die ik dat toevertrouw. Ze beloven te wachten, en ik zal bij Peter een prijs opvragen.
Ook druk ik ze op het hart de biggetjes uitsluitend per 2 te plaatsen omdat ze per se met soortgenoten moeten leven. Om de moed er in te houden bied ik aan om er toch zelf ook 2 op te nemen als ze groot genoeg zijn om bij de moeder weg te kunnen.
Als we ze komen halen is er niets meer over van het eerst zo gelukkige nest. De verzenuwde moeder duwt de kleintjes voortdurend van zich af. Ze wil ze niet meer laten drinken. Ik hoef niet eens te vragen wat er gebeurd is.
Niet alle mannetjes zijn meegenomen in de castratieronde. Die zijn voor ons. Maar nu moeten we ze zien te vangen uit de groep hysterisch krijsende biggetjes, die in blinde paniek alle kanten op vliegen. Hun moeder is ook in alle staten. Dit hoop ik nooit meer mee te maken. Zal het ooit nog goed komen met deze doodsbange beestjes?
Na 10 dagen steekt de eerste Black Boy zijn kopje voorzichtig om het hoekje van de strobalen. Ik tik stug door en doe net of ik hem niet zie.
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland
https://familiebofkont.nl/boek-bestellen