‘Als je niet goed voor mijn Knor zorgt weet ik je te vinden!’ roept de eigenaar van het balkonstumpertje. Twee pitbulls in de slaapkamer laten grommend hun tanden zien, een stel fretten klauwen zich vast aan een gaaswand tussen gangetje en woonkamer, een schuwe kat sluipt op doorgezakte pootjes richting voordeur en het balkonstumpertje, opgesloten in een bench, is de buurman van de fretten.
En toch is het opgeruimd en schoon in dat piepkleine flatje in Amsterdam Noord. De man heet Fred. Ik ruik een dranklucht. Wat ik hem ook vraag, ik krijg er geen zinnig woord uit. Hij spreekt niet alleen met dubbele tong, het lukt hem ook niet de antwoorden te vinden. Het enige wat ik er uit op kan maken is dat het balkonstumpertje iedere avond op zijn voeten ligt om samen televisie te kijken. Verder flarden over een dierenarts die weer komen moest. Wonden. Aanvallen. Die woorden komen steeds terug. Hij heeft het steeds maar weer over aanvallen. Wat voor aanvallen? Van die honden?
Alles gaat mee. De bench, een lap, een grote zak voer. En het balkonstumpertje. ‘Hij krijgt het leven van een prins,’ verzeker ik de man en trek de deur zachtjes achter me dicht. Om meteen daarna weer aan te bellen. ‘Als u hem wilt komen opzoeken bent u altijd van harte welkom hoor.’
En nu zijn we op Het Beloofde Varkensland. Het nieuwkomertje loopt een rondje door de kamer, ploft naast me neer en trekt zich dan terug in zijn bench. Ik haal opgelucht adem. Nog geen seconde later schiet ik overeind door een oorverdovend gebonk. Mijn hart staat in mijn keel. Ik weet onmiddelijk wat het is. Dat gestuiter door die bench, deze abrupte aardbeving, dat ken ik. Dit bedoelde zijn Fred dus met die aanvallen. Epilepsie. Die nacht volgen er nog drie.
Maar er is meer. Het balkonstumpertje durft niet te slapen. Het duurt even voor ik het patroon ontdek. Slapen betekent nachtmerries. Zodra hij indommelt schrikt hij op, vliegt onder het dekbed vandaan, knalt tegen de tafel en blijft dan minutenlang met grote ogen stokstijf staan.
De ene angstaanval volgt op de andere. Een oorlogsslachtoffer, schiet er door me heen. Dit is een oorlogsslachtoffer. De pitbulls! De volgende ochtend tel ik tientallen littekens in zijn hals. Het weefsel tussen kaakbeen en romp is aan beide kanten geheel verdwenen.
Ik bel Dokter Peter. Hij begint meteen over paarden uit oorlogsgebieden met dezelfde verschijnselen. En hij bevestigt mijn analyse: PTSS. Posttraumatische Stress Stoornis.
Nu heeft Familie Bofkont er dus een varkentje met een oorlogsverleden bij.
Voorlopig lig ik dag en nacht bij hem. Massages en medicatie. Hij krijgt dezelfde pillen als de gorilla-met-epilepsie uit de Apenheul. Maar hoe moet het nu verder met deze knapperd? Ik kan toch niet de rest van mijn leven bij hem blijven liggen? Heel voorzichtig begin ik te denken aan een eigen vriendje voor Brody. Want zo heet hij nu. Brody. Net als de roodharige getraumatiseerde marinier uit de televisieserie Homeland. En ik ben zijn eigen Carrie.
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland
https://familiebofkont.nl/boek-bestellen