‘Nee, niemand wil haar hebben. We hebben alle kinderboerderijen in de omgeving al gebeld.’ ‘Waar is ze nu?,’ vraag ik. Stom. Dat had ik niet moeten doen. Ik had helemaal niks moeten vragen. ‘Het spijt me,’ had ik tegen de dierenambulance moeten zeggen. ‘Het Beloofde Varkensland heeft een opnamestop.’ En dan snel ophangen. Maar dat zei ik niet. ‘We hebben haar naar een asiel in Breda gebracht,’ antwoordt de meneer van de dierenambulance. ‘Ze zit nu tijdelijk in een kennel, maar daar moet ze na het weekend weg. En daarna weten we het niet.’
Ik lig languit voor de televisie te kijken naar het huwelijk van Kate en William. Een bruilofstbig, denk ik. Varkens brengen geluk. Ik probeer een reden te bedenken waarom ik dit biggetje moet opnemen. Het slaat nergens op. De noodzaak is al overduidelijk. Deze big is van het transport gesprongen, vertelde de dierenambulance. Gespot op het industrieterrein Hazeldonk bij Breda terwijl het hysterisch heen en weer rende. Ik denk terug aan die keer dat ik op een overslagbedrijf in Bunnik moest zijn. In de verte zag ik vrachtwagens met meerdere verdiepingen staan. Er werd net een lading biggen overgeladen van de ene in de andere wagen. Ik dwong mezelf te kijken. Vooruit, kijken. Dat is het enige wat je voor die biggen kunt doen. Plotseling een ijselijk gegil. De chauffeurs renden als dollen achter een ontsnapt biggetje aan. Het beestje rende voor zijn leven en schoot weg achter een wiel van de vrachtwagen. Een van de mannen dook er achteraan en trok de krijsende big aan een poot tevoorschijn. Hup de wagen in jij! De dappere big had het geprobeerd en verloren.
Kate en William heb ik inmiddels uitgezet. Wat kan mij dat huwelijk nog schelen. Ik zoek in de la naar een oud krantenknipsel. Gelukkig, ik heb het nog. Ik kan er nog steeds mijn ogen niet van afhouden. Een slachtvarken op het dak van een varkensschuur. Tijdens het opladen was een varken in paniek geraakt en zo van de hoogste verdieping van de vrachtwagen op het dak van de schuur gesprongen. Daar stond ie boven op de nok. Voor het eerst van zijn leven zon op zijn huid. Zo’n varken is een held. Die heeft gewonnen. Dat varken had niet meer alsnog naar de slacht gemogen. Maar dat ging hij natuurlijk wel. De boer en de handelaar klauterden op handen en voeten het schuine dak op. Hadden ze mij maar gebeld, dacht ik toen ik de foto uit de krant scheurde.
Ik bel de dierenambulance. ‘Waar is dat asiel?’
Wat ben ik blij dat we gegaan zijn! Het asiel is een betonnen gebouwtje ergens achteraf, zonder bemanning. Er is niemand, behalve het biggetje en een paar dode vogels op een tafeltje. Een noodoplossing waar de dierenambulance tijdelijk moeilijke gevallen kan onderbrengen. Het biggetje zit in een kennel en is dolblij dat er iemand is. Ze kwispelt met het stompje dat nog over is van haar gecoupeerde staartje. Aan het oormerk zien we dat ze uit BelgiĆ« komt. ‘Klopt’, zegt de jongen van de dierenambulance. ‘We hebben de varkenshouder nog gebeld, maar die kon haar niet meer terugnemen.’ ‘Dat is maar goed ook,’ zeg ik, ‘want nu gaat ze een lang en gelukkig leven tegemoet.’ We installeren het biggetje op stro onder een warmtelamp in de bofkontbus. ‘Willen jullie nog even kijken?’ vraag ik, als ze er lekker bij ligt. Maar ze moeten al weer door naar een volgende klus.
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland
https://familiebofkont.nl/boek-bestellen