‘Wacht hier maar even’, zegt de buffelboer, ‘dan haal ik een kruiwagen.’ De boreling ligt rustig tussen de achterbenen van zijn moeder de wereld in te kijken. Een groepje tantes buigt zich belangstellend over het zojuist geboren buffelkalfje heen. Moeder kijkt wezenloos voor zich uit, het geboorteslijm hangt in lange slierten uit haar kling (koeien-vulva). Daar is de boer weer. Hij loopt door de kudde heen, tilt het kalfje op en legt het behoedzaam in de kruiwagen. Als hij wegrijdt, begint het kleintje wanhopig om de moeder te roepen. Op dit sein stormen alle buffelvrouwen tegelijk achter de boer aan. Kadoenk, kadoenk. De stalvloer dreunt onder hun hoeven. Het doet me denken aan het YouTube filmpje, waarin een kudde buffels een kalf uit de klauwen van een groep leeuwen redt. De leeuwen zijn nergens. Ze vliegen als tennisballen door de lucht.
De boer verdwijnt de hoek om en dan stuiten de buffels tegen een stevig hekwerk. Verder kunnen ze niet. Hier houdt hun achtervolging op. Ik kijk naar D., maar hij schudt zijn hoofd. ‘Niet doen, je kunt ze niet allemaal meenemen.’ Ik weet dat hij gelijk heeft, maar oh wat is dit moeilijk. Weten dat naast ieder stuk kaas een kalfslapje ligt, is één ding (denk hier eens over na). Maar dit zo van nabij meemaken, bij zulke oerbeesten, dat valt niet mee. Ik loop achter de boer aan, de kille novemberavond door en dan staan we in de jongveestal. Links de baby’s in hun kalverhokjes, rechts een groep halfwasjes en opgroeiende bakvissen.
Ik mag het pasgeboren buffelkalfje droogwrijven met plukken stro. Ondertussen maakt de boer een hokje in orde. Als de kleine er in ligt, gaan we naar de melkstal. De grootmoeders staan in een aparte afdeling. Indrukwekkende reuzinnen met megahoorns. Maar wat zijn ze vriendelijk en nieuwsgierig en gastvrij. En daar staan de moeders met hun zussen, tantes, vriendinnen, nichten ongetwijfeld ook. Ze zijn allemaal wel iets van elkaar, deze familie mooie zwarte buffelvrouwen. Waar is Don Corleone? Maar de stoere stier is niet meer. Hij liet zijn vrouwen geen moment met rust en werd te gevaarlijk, zegt de boer.
We zijn er op de bonnefooi naartoe gereden. Maar op de Wildhoeve in Nijeholtpade zit hij niet meer. Ik schrik me dood. Failliet? Maar het bedrijf is verhuisd naar een dorp verderop. De buffels worden nu in een carrousel gemolken. Dat bevalt goed, ze geven wel twee keer zoveel melk, zegt de boer. Als in de draaimolen van de kermis kunnen ze zelf op- en af stappen. Ik informeer naar Anneke, de moeder van Obama, maar de boer schudt zijn hoofd. Nee, helaas, ook zij is er niet meer.
Dan gaan we terug naar de jeugdafdeling, want daar kwam ik voor. Een vriendje voor Dolle Mina. Ze is hersteld van de longontsteking en haar leven kan nu beginnen. ‘Je hebt geluk’, zegt de boer. ‘De stiertjes zijn van de week allemaal opgehaald, maar deze wou de handelaar nog niet meenemen. Verstuikt pootje, dat moet eerst nog even herstellen. Een echte klimmer,’ vervolgt hij. ‘Meteen al na de geboorte probeerde ie zijn hokje uit te komen.’ Het stiertje kijkt me met grote ogen aan. Zou hij weten dat hij met dat geklim zijn eigen leven heeft gered?
‘Nee, hoeft niet’, zegt de boer, als ik geld pak. ‘Hij krijgt een mooi leven, en dat is goed zo.’ Ik informeer nog naar de ouders van het kalfje. Italianen. Zowel moeder als grootmoeder. Dan kun je als buffelstier toch alleen maar Mozzarello heten?
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland
https://familiebofkont.nl/boek-bestellen