‘Vanochtend vloog ze nog.’ Is dat geen liedje van Robert Long? Het kwam ineens in me op.
Donderdag, een week geleden nu, banjerde De Moeder van Sjonnie nog over haar eilandje. Dat ze er diezelfde avond niet meer zou zijn, hoe had ik me daar op in kunnen stellen?
Toen haar buik dikker en dikker werd, dacht ik aan haar baarmoeder. Hart, longen, lever, nieren. Allemaal in orde. De Moeder van Sjonnie kon zich nog meten met biggen van 6 maanden, zo bleek uit het bloedonderzoek van twee maanden geleden.
Vocht aftappen. De eerste keer, begin van de zomer, een succes. Twintig liter. Ze krabbelde overeind en haar leven ging verder. Vorige week opnieuw. Dertig liter vocht. Dokter Peter voelde iets hards in haar buik. ‘Het is de baarmoeder.’ We spraken af haar volgende week te opereren.
Toen ze bezig was met bijkomen uit de narcose, kleurde het stro ineens rood. Dokter Peter was al weg maar hij kwam terug.
EERDER OP DIE DAG:
‘Mag ze een koekje?’ vroeg ik vlak voor ze onder zeil ging. Dat mag anders nóóit, maar Dokter Peter zei ja. Eén koekje. Vooruit nog eentje. En stiekem nog snel een derde er achteraan. ‘Voor de zegen en het geluk.’
De volgende dag gaf ik haar jongens de rest van de rol.
PS
De Moeder van Sjonnie kwam in 2013 terecht op Het Beloofde Varkensland vanwege een miskraam in de bio-industrie. Haar boer snapte er niks van. Een opbreking, midden in de draagtijd. Dat kwam nooit voor. Wel aan het begin van de dracht, of aan het eind, maar nooit in de tussenliggende periode. Een raadsel. Hij belde mij in plaats van het slachthuis.