De nacht van 5 op 6 augustus
De afspraak was dat ik om 4.00 uur zou bellen. Het is 3.17 uur. Dennis neemt meteen op. ‘Het is niet veel meer. Ik heb haar een extra pijnstiller gegeven.’
‘Ik kom eraan.’
De stad is uitgestorven. Ik loop naar de Jan Luijkenstraat, ontkoppel de Smart van de laadpaal en binnen 15 minuten ben ik op Het Beloofde Varkensland.
Op de dijk word ik opgewacht door 2 lichtjes in de duisternis: de oogjes van Kareltje. Ze miauwt, draait om me heen, geeft kopjes en loopt me voor naar Repelsteeltje.
Daar is het stil.
Mokkeltje en Prins Harrie worden wakker. Ik snij een appel in stukjes om ze bij Repelsteeltje vandaan te lokken. Als Repelsteeltje’s andere stiefzussen ook in de hoek staan te smakken, kan ik ongestoord bij haar zitten.
Ik raak haar voorzichtig aan en aai over haar bil. Ze trekt haar rechterachterpoot op. Een goed teken. Dát ze reageert en deze reactie zegt me dat ze dit fijn vindt.
Zou ze dan ook nog een appeltje willen? Ze begint aarzelend maar dan gaan er toch nog 6 appels in. Niet gek voor een varken dat al vanaf zondag nauwelijks heeft willen eten.
Ik zet koffie, pak een dekbed en ga bij haar liggen. Kijken wat er gebeurt.
‘Moet ik al komen?’ had Dokter Peter gevraagd. Misschien. Nog niet. Nu nog niet.
Wordt Vervolgd.