Vorige week maandag zaten we op de dijk koffie te drinken bij Hammie. Wachten tot hij opgehaald zou worden. ‘Als we maar niet die kribbige chauffeur krijgen,’ zeiden we tegen mekaar.
Al die keren afscheid nemen, je leert vanzelf de chauffeurs van Rendac kennen. Zo is er die lieve. Tot tranen geroerd bij de aanblik van een opgebaarde bofkont, de bloemen, de appels. Zijn blik wordt altijd zacht.
En dan is er die hele kribbige.
We hebben zo onze rituelen voor de bofkont in de laadbak van de vrachtwagen belandt. Geen sentimenteel gesnotter, geen hocus pocus, eigenlijk gewoon heel praktisch. Het rituele zit em in de zorgvuldigheid, de aandacht. Het moment waarop de bofkont letterlijk los komt van Het Beloofde Varkensland. De overgang naar de kadaverbak.
Het moment dat de lijkwade van de bofkont af moet.
Voorheen deden Dennis en ik dat altijd samen. Ieder aan een kant van de baar. Zoals een bed opmaken, maar dan in omgekeerde volgorde. Tegenwoordig maak ik een filmpje. Ik wil het afscheid vastleggen voor later.
De lieve chauffeur helpt graag een handje mee. Voorzichtig de punten van het zwarte laken oppakken, de doek optillen en op het pad neervlijen. Een handeling waarbij je op elkaar moet afstemmen, anders wordt het een onverschillig zooitje. De lieve chauffeur kan dat omdat de lieve chauffeur dat ook wil.
Hammie kreeg de kribbige.
Hem ooit hulp gevraagd, maar nooit weer. ‘Dat kunnen jullie zelf wel.’ En dan staat hij erbij en kijkt er naar. Met afgrijzen. De spanning spat van zijn gefrustreerde benen af.
Vorige week was het klaar. Hij had er geen greintje geduld meer voor.
Het scheelde een haartje of Dennis was samen met Hammie de kadaverbak in geslingerd. De grijper hing vervaarlijk dicht boven zijn rug toen hij Hammie gereed maakte voor zijn laatste reis.
Er aan terugdenkend: dankjewel lieve kribbige chauffeur! De uitvaart van Hammie bezorgt mij keer op keer weer tranen. Van de slappe lach.
Fijne maandag allemaal!