Harm & Thea
 van plofkip naar bofkip

Harm & Thea

In het jaar 2000 loop ik alle dagen nog op hoge hakken. P.C. Hooft of boerderij, mantelpak of overall, zonder pumps ben ik niet compleet. Ik zit volop in het communicatiewerk buiten de deur, maar ik ontvang mijn klanten ook wel op de boerderij. Veelal managers uit de IT-wereld.

De IT boys kijken hun ogen uit. Rosa & Griet staan voor het raam te kijken, Billie, Voske en Aagje scharrelen rond hun glimmende leasebak- ken en de hanen hebben overal commentaar op. Op een dag coach ik Harm, net terug van een paar jaar werken in Amerika. Door de onge- wone setting komt hij los en begint over zijn familie te vertellen. Zijn broer heeft het boerenbedrijf van vader in Groningen overgenomen. Kippen. Uitgebouwd tot een modern vleeskuikenbedrijf. 80.000 stuks.

Ik ruik mijn kans. Kan ik niet twee van die vleeskuikens kopen, vlak voordat ze naar de slacht gaan? Harm zal het vragen. Als hij terugkomt van herfstvakantie uit het hoge noorden, heeft hij twee lucky bastards van vijf weken oud meegebracht. Nog een weekje voor de andere 79.998 vleeskuikens. Dan zit hun korte leventje er al weer op.

Ik haal de kuikens op bij Harm thuis. Voor ik aanbel, hoor ik ze al. De doos staat in een zijkamertje. Ik gluur voorzichtig onder de deksel en geloof mijn ogen, oren en neus niet. Een jongetje en een meisje. Eerder kalkoenen dan kippen, zo groot al. Maar ze piepen als kuikens. Ik word zowat onpasselijk van de stank. Maar wat kan mij dat schelen. Ik ben meteen weg van deze wonderlijke schepsels.

Dag en nacht zitten broer en zus op hun kont en pikken als bezetenen in het rond. Eten! Eten! Eten! ‘s Avonds zitten ze aan m’n voeten omdat waar ik ben, het licht brandt. En non-stop licht, dat zijn Harm en Thea van huis uit gewend. In het donker eet een kip niet en dat moet natuurlijk wel doorgaan. Anders zijn ze na zes weken niet op hun slachtgewicht.

Na verloop van tijd gaan ze toch wat bewegen. Ze kunnen alle kanten op, maar aanvankelijk weten deze ploffers geen raad met hun vrijheid. Onhandig stappen ze rond op hun aandoenlijk kolossale, gele poten. Heel voorzichtig schuifelen ze naar de open staldeur. Aangezien hun leefruimte wel honderd keer groter is dan ze in de vleeskuikenschuur gewend waren, duurt het lang voor ze uiteindelijk in het zonnetje staan.

Willempie en Zwartje zijn inmiddels ouders geworden. Een van hun zonen, Scheefbekje, is stikjaloers op Harm. Hoewel Scheefbekje alles heeft wat zijn hanenhartje begeert – een moeder, een vader, broers, zussen, ruimte, vrijheid – zit hij toch voortdurend op Harm z’n nek.

Tot Harm bijna zo groot is als Pino van Sesamstraat met een stem als een fagot en hij aanzien krijgt op het erf. Scheefbekje laat hem voortaan wijselijk met rust.

Leven met en tussen dieren is een grote improvisatie. Alles verandert voortdurend. De stal, omgetoverd tot de presentatieruimte waar ik zo lekker met de managers werk, wordt weer teruggevorderd door de beesten. Al gauw wordt poepruimen een belangrijk onderdeel van de dagelijkse werkzaamheden. Als ik voor de zoveelste keer een doodsmak maak door de natte uitwerpselen van Harm en Thea, doe ik kaplaarzen aan. De pumps verhuizen naar zolder.

uit het Familie Bofkont Boek – 36ste druk
Copyright Dafne Westerhof / Het Beloofde Varkensland

Familie Bofkont Boek bestellen? mail@FamilieBofkont.nl
Cadeau krijgen? https://FamilieBofkont.nl/vriend